Ketose: (G)een probleem?

Geschreven door
Kristine Piccart
Gepost op
22/7/2024

Wanneer het lichaam door zijnvoorraad suikers (glucose) heen is, zal de lever spontaan ketonen -zoalsbeta-hydroxyboterzuur (BHB)- beginnen aanmaken uit afgebroken vetten als een alternatieve brandstof. Dit zien we in bepaalde situaties gebeuren, bijvoorbeeld bij topsporters en bij melkvee in de opstart van de lactatie.

Wat is ketose?

Een overmaat aan ketonen (=ketose) wordt aanzien als een groot metabool probleem bij verse koeien. In het begin van de lactatie komt de melkproductie zo snel op gang, dat de koe onvoldoende kan eten om de stijgende energievraag tegemoet te komen, wat leidt tot een negatieve energiebalans. Om dit energietekort op te vangen, zal er lichaamsvet afgebroken worden en worden vrije vetzuren in de lever omgezet naar ketonen.

Bij grote energietekorten ontstaat er ketose (BHB > 1.2 mmol/l). In zeer ernstige gevallen worden de koeien ook ziek: ze worden sloom, gaan minder eten, produceren minder melk enverliezen gewicht. Om deze situatie te vermijden, kunnen koeien gedurende 5 dagen best gedrenched worden met propyleenglycol of glycerol. Drenchen verkiest de voorkeur ten opzichte van het toevoegen van propyleen aan krachtvoer (bv. via doseerpomp in de melkrobot). Door te drenchen krijg je namelijk een glucosepiek in het bloed, die de afbraak van vetten zal afremmen. [1,2]

Zijn ketonen nu zo slecht als we denken?

Ketose wordt traditioneel gezien als de oorzaak van slechte vruchtbaarheid en ziektes in de vroege lactatie, zoals baarmoederontstekingen en lebmaagdraaiingen. Onderzoekers van de Universiteit van Maryland trekken deze visie nu enigszins in twijfel [3].

Het voorkomen van ketonen is op zich een fysiologisch, normaal proces om energietekorten op te vangen. Bovendien is de link tussen ketonen en melkproductie niet eenduidig: sommige onderzoeken zien een negatieve relatie tussen ketose en productie, terwijl andere onderzoeken juist een positieve relatie vinden (m.a.w. koeien met ketose produceren juist méér melk). Ontstekingen gaan ook vaak vooraf aan ketose (in plaats van omgekeerd), en behandelingen leiden niet altijd tot het gewenste resultaat. De concentratie aan ketonen is evenmin gelinkt aan de ernst van het ziektebeeld: koeien met een hoog ketosegehalte kunnen er normaal uitzien, en dieren met een lage waarde kunnen ernstig ziek zijn [1,2].

Daarnaast worden er in de humane geneeskunde ook veel positieve eigenschappen toegekend aan ketonen: ze hebben onder andere een beschermende functie tegen hartfalen [4] en de ziekte van Parkinson [5].

De Maryland onderzoekers argumenteren dat de rol van ketonen daarom veel complexer is dan we eerst dachten, en dat een verhoogd ketonengehalte niet altijd een probleem hoeft te zijn.

Moeten we dan stoppen met het screenen en behandelen van ketose?

Nee, zover gaat de onderzoeker van Maryland, Dr. Eduardo Rico, dan toch niet [6]. Voorkomen is beter dan genezen. Toch waarschuwt hij ook om zich niet blind te staren op het ketonengehalte en meer aandacht te hebben voor andere belangrijke factoren rond het afkalven, zoals ontstekingen en de vitamine D status.

Referenties

[1] De Koster, J. and Opsomer,G., 2016. Diagnose en behandeling van ketose. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift85(2), pp.110-112.

[2] Kemel, C. and Opsomer, G.,2022. Monitoring and treatment of ketosis in dairy cows: update. Vlaams Diergeneeskundig Tijdschrift91(6), pp.296-298.

[3] Rico, J.E. and Barrientos-Blanco, M.A.,2024. INVITED REVIEW: Ketone biology: the shifting paradigm of ketones andketosis in the dairy cow. Journal of Dairy Science.

[4] Byrne, N.J., Soni, S., Takahara, S.,Ferdaoussi, M., Al Batran, R., Darwesh, A.M., Levasseur, J.L., Beker, D., Vos,D.Y., Schmidt, M.A. and Alam, A.S., 2020. Chronically elevating circulating ketones can reduce cardiac inflammation and blunt the development of heart failure. Circulation: Heart Failure13(6), p.e006573.

[5] Grochowska, K. and Przeliorz, A., 2022. The effect of the ketogenic diet on the therapy of neurodegenerative diseases and its impact on improving cognitive functions. Dementia and geriatric cognitive disorders extra12(2), pp.100-106.

[6] https://youtu.be/p3dxW-OYYq8?si=rsZOa5LjRa5mlYAK&t=1834