Het belang van een goede voorbehandeling
4 december 2019
De voorbehandeling van de spenen heeft in feite een dubbele functie. Enerzijds is het nodig om de spenen te reinigen voor het melken, maar anderzijds zorgt het ook voor een vlotte afgifte van de melk.
Ongeveer 20% van de totale hoeveelheid melk zit klaar in de melkboezem en kan onmiddellijk uitgemolken worden. Daartegenover staat dat 80% van de melk nog opgeslagen zit in de melkblaasjes, en moet vrijgesteld worden via het oxytocine hormoon. Een goede voorbehandeling zorgt ervoor dat oxytocine vrijkomt in de hersenen van de koe, en vervolgens via de bloedbaan naar de uier gaat. Het duurt ongeveer 60 seconden vooraleer de oxytocine het uierweefsel bereikt en de koe haar melk laat schieten. Daarom noemt men dit ook wel eens de “60 seconden regel”: door een minuut tijd te laten tussen de start van het voorbehandelen en het aanhangen van het melkstel wordt de uier sneller leeggemolken. Een goede voorbehandeling verkort de totale melktijd. Dat laatste is zeker belangrijk op een robotbedrijf, waar de capaciteit van de robot vaak een limiterende factor is.
Figuur 1. Tijdens de voorbehandeling wordt een signaal aan de hersenen gegeven om oxytocine vrij te stellen (1). Het oxytocine hormoon gaat vervolgens via de bloedbaan naar het uierweefsel en stimuleert daar de afgifte van melk (2). Dit proces neemt gemiddeld 60 seconden in beslag.
Bij melkrobots is de voorbehandeling vanzelfsprekend een geautomatiseerd proces. Afhankelijk van het type melkrobot gebeurt de voorbehandeling via borstels, via spoeling met water en lucht in een aparte voorbehandelbeker of in de speenbekers zelf. Hoewel bij robotmelken de speenbekers één voor één worden aangehangen, heeft dit geen negatief effect op de oxytocinevrijstelling – tenzij er meer dan 2 minuten passeert tussen de start van de voorbehandeling en het aanhangen van de speenbekers. We zien ook dat de tijd tussen de voorbehandeling en het laten schieten van de melk toeneemt naarmate de lactatie vordert of wanneer de melkintervallen verkorten (< 8u). [1]
Bij koeien die onvoldoende lang gestimuleerd werden, zien we een zogenaamde “bimodale melkstroom” optreden. De koe laat de melk uit de melkboezem wel vlot schieten, maar vervolgens zakt de melkstroom terug – omdat de oxytocine zijn werk nog niet heeft kunnen doen. De melk uit de hoger gelegen delen van de uier wordt minder vlot afgegeven, en het duurt langer vooraleer de koe volledig uitgemolken is.
Figuur 2. Normale melkstroomcurve (volle lijn) en bimodule melkstroomcurve (stippellijn). Bron [2].
In een recente studie, waarbij de melkstroomprofielen van 4.800 koeien op robotbedrijven onderzocht werden, kwam men tot de conclusie dat bijna 1 op 4 koeien meermaals per week een bimodale melking op kwartierniveau vertoont. Door de voorbehandeltijd bij deze koeien met amper 8 seconden te verlengen, kon men de gemiddelde melksnelheid en bijgevolg de capaciteit van de melkrobot significant verhogen [3]. In de toekomst zal de software van de melkrobot mogelijks voor iedere koe een optimale voorbehandelduur kunnen berekenen, om zo de hoogste melkefficiëntie te bereiken. Voorlopig is dit echter nog niet aan de orde. Indien je merkt dat sommige koeien (ook in het begin van de lactatie) bijzonder traag uitmelken, kan het de moeite zijn om de melkstroomcurve te bestuderen en de voorbehandeltijd bij deze groep koeien aan te passen.
Bronnen:
[1] Bruckmaier et al. (2001) Specific aspects of milk ejection in robotic milking: a review. Livestock Production Science 72; 169-176.
[2] Müller et al. (2011) Comparison of the effects of quarter-individual and conventional milking systems on milkability traits. Archiv Tierzucht 54 (4); 360-373.
[3] ten Have H., Fryda T., Švehla J., Steenbergen R., Gouw A., Peetz P. (2019) Reducing bimodality by optimising treatment time in AM. Proceedings of the 2nd International Precision Dairy Farming Conference, Rochester, Minnesota, USA